Ga naar inhoud

C. Kaartlagen

Het Kaartlagen (C) paneel geeft je volledige controle over de actieve kaartlagen die worden weergegeven op de kaart. In dit gedeelte van de handleiding leggen we uit hoe je de verschillende functies binnen dit paneel kunt gebruiken om actieve kaartlagen te beheren.

Overzicht van het Kaartlagen-paneel

Elke actieve kaartlaag wordt weergegeven in dit paneel. Een kaartlaag kan worden in- en uitgeklapt via de collapse knop en worden gesloten door op de sluiten knop () te klikken. Door te slepen kan de volgorde van de kaartlagen worden aangepast. Elke laag heeft specifieke opties voor weergave en interactie.

Functies van de legenda

Elke kaartlaag biedt een interactieve legenda met een aantal interactieve knoppen waarmee je de laag kunt beheren:

Legenda

De kleuren en symbolen naast elke kaartlaag geven een visuele weergave van de categorieën binnen de laag. oor op een legenda item te klikken wordt het item aan- of uitgezet.

Metadata

De metadata knop () geeft extra kermerken over de kaartlaag.

Zichtbaarheid

Dit icoon () bepaalt of een kaartlaag zichtbaar is op de kaart. Door op het oogpictogram te klikken, kun je de laag aan- of uitzetten. Dit is handig als je tijdelijk een laag wilt verbergen zonder deze volledig te verwijderen.

Zoom

Zoom naar laag: Klik op het vergrootglas om automatisch in te zoomen naar het volledige gebied dat door de kaartlaag wordt gedekt. Dit is nuttig om snel het hele bereik van een laag te bekijken.

Favoriet

Met het bladwijzer-icoon kun je een kaartlaag markeren als favoriet. Dit stelt je in staat om snel terug te keren naar deze laag zonder steeds door de volledige lijst van lagen te moeten zoeken.

Stijl

Door op dit pictogram () te klikken, kun je de weergave-instellingen van de kaartlaag aanpassen. Dit omvat het wijzigen van kleuren, symbolen, en andere visuele aspecten om de laag beter aan te passen aan je specifieke analysebehoeften.

De style aanpassen

Bij een vectorkaartlaag kan de style worden aangepast, evenals de transparantie en dikte van symbolen. Hieronder volgt een gedetailleerde uitleg van de beschikbare opties in dit menu.

  • Eenvoudig. Kies deze optie om een eenvoudige, standaardweergave te gebruiken voor de kaartlaag. Dit is de basisstijl zonder speciale effecten of aanpassingen.
  • Heatmap. Met de Heatmap-optie (hittekaart) kun je gegevens visualiseren op basis van dichtheid. Hoe meer data er in een bepaald gebied is, hoe intenser de kleur. Dit is vooral nuttig voor het weergeven van concentraties in grote datasets.
  • Clusters. Deze optie groepeert dicht bij elkaar liggende punten tot clusters, afhankelijk van het zoomniveau. Clustering is handig wanneer je met veel punten werkt, omdat het een overzichtelijke weergave biedt zonder dat de kaart overladen raakt.
  • Stijl terugzetten. Gebruik deze optie om alle aangepaste stijlinstellingen terug te zetten naar de oorspronkelijke standaardweergave.
 
  • Weergave:
    • Grootte van de symbolen (bovenste schuifregelaar): Pas de grootte van de symbolen aan met deze schuifregelaar.
    • Transparantie (onderste schuifregelaar): Met deze schuifregelaar kun je de transparantie van de kaartlaag aanpassen.
  • Gegevens herladen: Deze optie zorgt ervoor dat de gegevens van de kaartlaag opnieuw worden geladen.

Functies

Het context menu van het Kaartlagen paneel biedt een aantal handige functies om de kaartlagen binnen je project te beheren. Hieronder volgt een uitleg van de verschillende opties die beschikbaar zijn in dit menu:

  • Kaartlaag toevoegen: Deze optie opent een dialoogvenster waarmee je nieuwe kaartlagen kunt toevoegen.
  • Uitzetten: Met deze optie kun je alle actieve kaartlagen in één keer uitschakelen.
  • Aanzetten: Hiermee zet je alle kaartlagen die zijn uitgeschakeld, weer aan.
  • Inklappen: Deze optie klapt alle legenda's van de actieve kaartlagen in.
  • Uitklappen: Met deze optie worden alle legenda;s in het Kaartlagen-paneel uitgeklapt.
  • Sluiten: Sluit alle kaartlagen.